Kwaadaardig

Gelezen in een Facebook bericht van Wim Daniëls:

Eerst kreeg ik een berichtje van een man die boos was. Niet op mij, maar op de taal. Hij had zijn vrouw verloren. Ze was gestorven aan iets wat de dokter ‘kwaadaardig’ had genoemd. En dat woord stak hem: kwaadaardig. Er was namelijk helemaal niks aardigs aan geweest. Waarom dan zo’n woord gebruiken, vroeg hij zich af.

Ik heb hem proberen te kalmeren. De taal kan er sowieso nooit iets aan doen natuurlijk, maar in dit geval gaat het ook helemaal niet om ‘aardig’ maar om ‘aard’ met het achtervoegsel -ig. De vrouw van de man had iets dat ‘een kwade aard’ had. En dat noemen we dan kwaad+aard+ig.

Vandaag kreeg ik een mailtje van iemand die dit soort woorden verzamelt: woorden of woordcombinaties die een tegenstelling in zichzelf hebben (‘manwijf’) of lijken te hebben (zoals dus ‘kwaadaardig’). Ze worden ‘oxymorons’ genoemd, een woord dat een Griekse oorsprong heeft en teruggaat op twee delen: oxys (scherp) en moros (stomp). ‘Oxymoron’ is dus zelf een oxymoron.

Andere voorbeelden zijn: vakantiewerk, volledig, volop, leedvermaak, Zeeland, rampzalig, hoezo, ondersteboven, losvast, een levend lijk en uitzonderingsregel. Als je heel coulant bent, mag er ook de naam ‘Anita’ bij, die met wat smokkelwerk gehoord kan worden als: A, niet A.

Leukemie is ook verre van leuk

Hetzelfde geldt natuurlijk voor het woord leukemie. Dat is verre van leuk, maar de naam heeft betrekking op de leukocyten.

Roparun

In het Pinksterweekend zal voor de 24e keer de Roparun plaatsvinden. Een collega van Henny neemt deel aan een team als meefietsende verzorger. Een tijdje geleden vroeg hij Henny of deze een lootje wilde kopen. Henny voelde echter meer voor bedrijfssponsoring. Hij gaf het team een donatie, waarvoor zij in ruil het logo van zijn bedrijf op hun communicatie vermelden.
Dit team genaamd ‘Running STARS’ haalde 24.000,- Euro op. In totaal brengt de Nederlandse tak van Roparun ruim 2 miljoen op. Dit geld gaat naar allerlei kleinschalige initiatieven die mensen met kanker ondersteunen.
Mooi dus.

Maar toch wringt het voor mijn gevoel een beetje.
Ik lees op de website van de Roparun: “Het organiseren van een evenement als de Roparun kost veel geld. Een deel van de kosten wordt gedekt door het inschrijfgeld van de teams, maar dit is lang niet genoeg. De organisatie is dan ook voortdurend op zoek naar partners die de organisatie willen ondersteunen, zowel in geld als in goederen en diensten.”
Het fenomeen fondsenwerving via activiteiten vind ik eigenlijk bizar. Mensen gaan sporten, andere mensen moeten hen daarvoor sponsoren, weer andere mensen verdienen hun brood met het organiseren dat mensen gesponsord gaan sporten.
Oké, het brengt uiteindelijk geld op voor goede doelen. Maar waarom kunnen die nuttige of soms zelfs broodnodige activiteiten van goede doelen niet uit gewone algemene middelen komen? Jaja ik weet wel: zorgverzekeraars zitten zo lekker op hun grote reserves, de overheid vindt dat iedereen zijn eigen boontjes maar moet doppen en niemand wil nóg meer belasting betalen.

Waarom is zo’n hype nou nodig?

Als het dan toch uit onze eigen portemonnees moet komen… waarom géven mensen niet gewoon aan goede doelen? Waarom blijken mensen opeens vrijgeviger te worden als er een hype wordt gecreëerd? En de Roparun is natuurlijk niet de enige, denk aan de Alpe d’Huzes en het Glazen Huis. Omdat we geen collectanten meer op de stoep willen? Als een collega, buurvrouw of iemand uit je vriendenkring je vraagt om te sponsoren dan kun je dat niet weigeren?

Dat er geld wordt opgehaald is natuurlijk fantastisch, begrijp me niet verkeerd. Maar al die tamtam zou niet nodig moeten zijn om mensen hun portemonnee te laten trekken.
Geef om anderen en geef!
En zoek daarvoor zelf eens een goed doel uit.

Halverwege

De eerste drie behandelingen zitten erop en als het totale aantal bij zes blijft, dan zijn we nu dus al op de helft. Daarnaast zitten we nu ongeveer halverwege de derde maand. De derde dip is ook achter de rug en we leiden zo’n beetje ons ‘gewone’ leven. Gewoon, want we zijn inmiddels gewend aan de hygiene- en voedingsmaatregelen, net als aan op tijd naar bed gaan en zorgen dat we onze rust pakken. We werken allebei veel thuis en dat is prettig. Voor Henny betekent dat een kortere werkdag en voldoende kans om even te relaxen.

Een paar dagen geleden bespraken we de toestand van zijn spieren: die voelen wat slapjes aan. Reden om ons trainingsapparaat – die nog opgeslagen stond in de garage – naar boven te halen en weer in gebruik te nemen.
Bewegen en in beweging blijven is belangrijk. Vooral omdat hij ook wat stijfheid in de spieren en gewrichten voelt. Hij ‘kraakt en piept’ bij het opstaan uit bed en stoel. Zo langzamerhand nemen die klachten en de vermoeidheid een beetje toe na elke volgende behandeling.

Maar, de zomer is begonnen en we genieten volop van het mooie weer, ons fijne appartement en van de mooie omgeving waar we wonen. Afgelopen zondag zaten we heerlijk op dit terras met een glas Grüner Veltliner en dit uitzicht. Dat is genieten!

Chemoman

Na de 3e keer het infuus met Rituximab volgen weer de drie dagen met indrukwekkende berg chemopillen: deze keer 17 stuks per dag. De eerste twee dagen verlopen zonder bijzonderheden. Ja, vermoeidheid… maar dat is al niet bijzonder meer.

Uit voorzorg een ondansetronnetje

Vrijdag (dag drie) voelt Henny zich bij het wakker worden niet zo lekker. Maar gelukkig geen koorts! Hij besluit uit voorzorg toch maar een ondansetronnetje (pil 18 dus, “hee die smaakt heel lekker”) te nemen, dit is zogenaamde anti-emetica, ter bestrijding van misselijkheid en braken. Hij moet immers niet die hele pillenbende weer uitspugen straks!

Als ontbijt eten we alleen een bakje yoghurt en een kop gemberthee, eerst maar even afwachten hoe het gaat, voordat hij de chemo inneemt. We hebben om 9.00u een afspraak met een mevrouw van Vestia, de verhuurder van ons appartement, om wat zaken door te nemen. Gelukkig komt Henny die afspraak zonder kleerscheuren door. Als ze weg is blijkt hij over zijn ‘niet-lekker’ gevoel heen. We eten nog iets en de pillen gaan erin als…

Na een poosje zegt hij dat hij hoofdpijn heeft. En ik zeg dat dat een bijwerking zou kunnen zijn van de ondansetron. Want ik heb vanochtend die hele bijsluiter natuurlijk zitten lezen.
Twee paracetamolletjes ronden het pillenaantal vandaag op een mooie ronde 20 af.
De dag verloopt verder rustig, met wisselende vermoeidheid en wel wat pijntjes hier-en-daar.

Zaterdagochtend bij het wakker worden voelt Henny zich weer niet lekker. Hij geeft mij het doosje met ondansetron om er eentje uit de verpakking te peuteren, maar in dezelfde beweging moet hij zich uit bed haasten om boven de wc te gaan hangen. Te laat met de ondansetron dus, maar na het spugen neemt hij ‘m alsnog in en zegt: “ha, ik ben meteen ook die vieze smaak kwijt”. De rest van de dag gaat het eigenlijk best goed. We zitten een poos bij de buren vanwege overleg over de groenaanleg rondom het gebouw en drinken aan het eind van de middag zelfs een wijntje.
Na het avondeten neemt hij uit voorzorg nogmaals een ondansetron, zodat hij de volgende morgen ‘goed’ wakker wordt. Goed spul!

Observaties vanuit een IcT perspectief

José had al eens beschreven hoe onze hematoloog met haar twee-vinger-typen aan de PC zit te werken. Ze heeft nog net niet haar tong uit de mond van inspanning, maar veel scheelt het niet.

Electronic Health Record software

De vorige keren zat ze hardgrondig te mopperen op de steeds veranderende IcT aanpassingen. Nieuwe computers nieuwe software en daarbij kijkt ze mij, als software consultant, soms vragend aan. Alsof ik als GeoSpatial software consultant iets weet van de Electronic Health Record software.
In dat systeem worden alle bloedwaarden vanuit het laboratorium ingevoerd. Vervolgens bestudeert de arts deze en voegt daar haar observaties aan toe. Met het systeem kan zij vervolgens werkopdrachten aanmaken, voor de medicijnen en de behandelingen. Voor haar is het recept aanmaken een zware bevalling. Vanuit het medisch protocol is een behandelplan gehaald, daarin staan de medicijnen (in mijn geval R-FC), het aantal behandelingen en de dosering per behandeling. Wanneer zij nu van zo’n medicijn de dosering wil aanpassen, dan komt echt bíjna het puntje van haar tong uit haar mond van inspanning. Ze geeft dan ook haar commentaar over de gebruiksvriendelijkheid van deze software. Vervolgens moet ze het resultaat printen – jaja echt op papier – en gaat zij haar printje van de printer op de gang plukken. Wanneer die correct is – en vanmorgen had ze een herkansing nodig – dan mogen wij de printout meenemen naar de apotheek. Bijzonder om dit IcT proces te observeren.

Volgens mij zou ze het liefst met een mooie vulpen haar notities in patiëntendosiers maken en recepten schrijven in een, voor ons gewone stervelingen, totaat onleesbaar handschrift.