Gelezen in een Facebook bericht van Wim Daniëls:
Eerst kreeg ik een berichtje van een man die boos was. Niet op mij, maar op de taal. Hij had zijn vrouw verloren. Ze was gestorven aan iets wat de dokter ‘kwaadaardig’ had genoemd. En dat woord stak hem: kwaadaardig. Er was namelijk helemaal niks aardigs aan geweest. Waarom dan zo’n woord gebruiken, vroeg hij zich af.
Ik heb hem proberen te kalmeren. De taal kan er sowieso nooit iets aan doen natuurlijk, maar in dit geval gaat het ook helemaal niet om ‘aardig’ maar om ‘aard’ met het achtervoegsel -ig. De vrouw van de man had iets dat ‘een kwade aard’ had. En dat noemen we dan kwaad+aard+ig.
Vandaag kreeg ik een mailtje van iemand die dit soort woorden verzamelt: woorden of woordcombinaties die een tegenstelling in zichzelf hebben (‘manwijf’) of lijken te hebben (zoals dus ‘kwaadaardig’). Ze worden ‘oxymorons’ genoemd, een woord dat een Griekse oorsprong heeft en teruggaat op twee delen: oxys (scherp) en moros (stomp). ‘Oxymoron’ is dus zelf een oxymoron.
Andere voorbeelden zijn: vakantiewerk, volledig, volop, leedvermaak, Zeeland, rampzalig, hoezo, ondersteboven, losvast, een levend lijk en uitzonderingsregel. Als je heel coulant bent, mag er ook de naam ‘Anita’ bij, die met wat smokkelwerk gehoord kan worden als: A, niet A.
Leukemie is ook verre van leuk
Hetzelfde geldt natuurlijk voor het woord leukemie. Dat is verre van leuk, maar de naam heeft betrekking op de leukocyten.