17 maart: vandaag een tussenuitslag van de eerste R-FC. Inmiddels voor de zesde keer (in het Radboud UMC) bloed prikken; deze keer maar twee buisjes. Dan wachten tot de uitslag er is en vervolgens worden we binnengeroepen bij de hematoloog.
Ze vraagt aan Henny: “Hoe is het met u?” “Goed” zegt hij.
“Dat is goed om te horen” antwoordt ze, maar natuurlijk vraagt ze door: “Heeft u last gehad van … “, gevolgd door een waslijstje van dingen die je kunt krijgen van de kuur. En gelukkig kan hij op veel dingen nee zeggen.
De lymfklieren zijn behoorlijk in omvang afgenomen en de milt is weer bijna zijn normale grootte, zo stelt ze vast na lichamelijk onderzoek. Zegt Henny: “Oh dus kan ik weer drinken”. “Nee, dat is de léver!” antwoordt de arts lachend.
Het bobbeltje in zijn hals, waar alles mee begonnen is, is nog wel zichtbaar. Naar de bloedwaarden kijkend zegt ze: “U bent niet te ver doorgeschoten. De leuko’s zijn van 95,8 gezakt naar 11,7, maar dat is te verwachten en die gaan weer stijgen in de rest van de maand. Het HB is netjes gebleven (8.9) en de trombo’s zijn 111, dat is niet onaardig. Maar de verhouding is nog niet goed.”
In ‘MijnRadboud’, het digitale patiëntensysteem van het ziekenhuis, krijgt Henny alle uitslagen en we zien door de bomen het bos niet meer inmiddels. Prachtig dat je alles kunt zien hoor, maar voor een leek is het ietwat veel info! Ik heb eens alles op een rijtje gezet: zijn bloed is maar liefst op 50 verschillende dingen getest! Dus we vragen de arts wat nou de belangrijkste waarden zijn om in de gaten te houden.
Uit haar antwoord heb ik het volgende DOELENLIJSTJE gemaakt:
- HB BOVEN 5.5 HOUDEN
- LEUKO TUSSEN 4 EN 10
- TROMBO NIET ONDER 50 A 60
- MEER NEUTROFIELEN
- MINDER LYMFOCYTEN
Ook de perikelen bij de apotheek kwamen nog even aan de orde omdat ze vroeg of het krijgen van de medicijnen goed gegaan was. Door haar vraag en reactie op (de korte versie van) ons apotheekverhaal werd duidelijk dat onze ervaring bij de ziekenhuisapotheek niet op zichzelf staat. Ze gaf de tip om de volgende keer het recept meteen bij de politheek af te geven – voordat we naar de afdeling gaan waar Henny zijn infuus krijgt – en het op te halen als we naar huis gaan.
De conclusie van de hematoloog is dat ze tevreden is en ze zegt dat ze aan de hand van de bloedwaarden de volgende keer pas bepaalt wat de hoeveelheid chemo wordt voor kuur 2. De 31e maart worden we weer verwacht: eerst bloed prikken, dan consult bij arts, recept naar politheek en naar de dagbehandeling voor het infuus met Rituximab.
“Mag Henny naar de sauna?” Reactie hematoloog: “Daar houden wij niet van! Dat is een en al schimmel hè!”
Tot slot staat er nog 1 vraag voor de arts op ons lijstje. Dus ik stel ‘m terwijl zij eigenlijk al klaar dacht te zijn met ons en zich met haar twee-vinger-typen aan de PC zet. “Mag hij naar de sauna?” Meteen er bovenop zegt ze: “Daar houden wij niet van!” En voegt daar nog aan toe: “Dat is een en al schimmel hè! Nou, dáág!”
Je moet de manier waarop ze het zei met eigen oren gehoord hebben, denk ik, maar terwijl we de spreekkamer uitlopen kunnen we ons lachen haast niet houden!
Oké, maar zo leuk is het antwoord eigenlijk niet, want dat mag dus ook voorlopig niet helaas… terwijl we dat zo heerlijk vinden om te ontspannen.
De dag nadat Henny in het ziekenhuis aan het infuus lag, werden we op onszelf teruggeworpen met een berg pillen. Chemo-kuurtje… de hoeveelheid voor deze keer is nog maar 60%, want de hematoloog wil voorzichtig beginnen.
De eerste serie Fludarabine + Cyclofosfamide zit erin. Die kunnen nu hun werk gaan doen. De rest van de maand alleen nog de antibiotica en virusremmers.
Nadat ik gisteren de hele dag aan het Rituximab infuus heb gehangen, ging het gisteravond prima allemaal en heb ik lekker geslapen.
Na een half uur is het dan tijd om het infuus met de Rituximab te starten. Het is 9.30u en de infuuspomp begint op stand 50. Het eerste half uur heeft hij nog nergens last van. Het infuus gaat omhoog naar 100. De verpleegkundige blijft maar herhalen dat hij op de bel moet drukken, in geval hij ook maar iets voelt. Langzaamaan krijgt Henny het een beetje warm, een soort opvliegers. Nadat de stand naar 150 is gedraaid om 10.40u krijgt hij wat last van tintelingen in handen en voeten. Weer een half uur later gaan we naar 200. Henny heeft het inmiddels koud en ligt onder de dekens. Hij zegt tegen me “ik ben wel moe joh” en ligt een poosje te dutten terwijl ik probeer wat mailtjes af te werken. Elke keer als de verpleegkundige komt kijken controleert hij bloeddruk en temperatuur. Die zien er goed uit. De stand gaat naar 250 en Henny voelt zich opeens weer wat beter, de kou is weg en het hele moeie gevoel ook. Hij zit weer rechtop en eet twee boterhammen met kaas en drinkt een beker melk.